Bruno Bouberg Wilson (Voorzitter VvE Flatgebouw Rotonde) tijdens het spreekrecht raadsvergadering 17 juni 2004 inzake de Tussenraportage Middenboulevard:
Geachte raadsleden,
Uit de tussenrapportage wordt duidelijk hoezeer de oorspronkelijke beleidskaders ten aanzien van de ontwikkeling van de Middenboulevard zijn verlaten en overschreden. In plaats het revitaliseren van de toeristisch economische functies in de twee polen, stelt de stuurgroep een grootschalig woningbouw-project voor. De stuurgroep geeft voor de toekomstige Middenboulevard een totaal van 1195 tot 1335 woningen aan, d.i. meer dan een verdubbeling ten opzichte van het huidige aantal van 570 woningen...
In de Tussenrapportage spiegelt men voor:
Dat deze aanpak van de vernieuwing van de Middenboulevard zou voldoen aan de doelstellingen conform de Structuurschets 1996, de Nota van Uitgangspunten en andere beleidsstukken. Het college verzoekt de raad om deze conclusie met een besluit te bekrachtigen.
Wat zijn de oorspronkelijke doelstellingen en uitgangspunten t.a.v. de Middenboulevard
Structuurschets 1996 (pag. 70)
Citaat: ”De Centrum Boulevard zal geleidelijk en op langere termijn bij uitstek het gebied zijn waar toeristen zullen worden opgevangen. Geleidelijk komt er een omvorming tot wandel- en zitboulevard.
Dit wordt vormgegeven door actief nieuwe ontwikkelingen te stimuleren in de polen, de twee pleinen aan weerszijden van de Centrum Boulevard en vervolgens van hieruit te vernieuwen (weggelaten in de Tussenrapportage zie pag. 43) zodra het draagvlak hiervoor aanwezig is.
Ten aanzien van vereist draagvlak en het aantonen van behoefte en slaagkansen
- Aan de voorwaarde dat er voor vernieuwingen buiten de polen eerst draagvlak aanwezig moet zijn wordt niet voldaan.
- De haalbaarheid van de ”ambitie” voor het ontwikkelen van de toeristisch-economische functies in de polen is niet gebleken; de slaagkansen en behoeften vanuit de ”markt” zijn niet aangetoond.
Ten aanzien van onafwendbaar genoemde ingrepen:
Ook beweringen als: ”Er kan geen sprake meer van zijn dat er niet ingegrepen wordt in de Middenboulevard”, zijn loze beweringen. Aan beide voorwaarden:
- het eerst aantonen van behoefte en slaagkansen, en
- pas verder ontwikkelen zodra draagvlak aanwezig is, is niet voldaan.
Beide voorwaarden -opgenomen in door de raad vastgesteld beleid- binden zowel de stuurgroep/Vesteda als het college (zie intentieovereenkomst art 7 lid 2) en zij prevaleren boven daarvan afwijkend voortschrijdend inzicht, totdat de raad besluit dat van de oorspronkelijke beleidskaders mag worden afgeweken. Zonder een dergelijk besluit is er van de beweerde onontkoombaarheid van de voorgestelde ingrepen geen sprake.
Voorzitter, naast eerder vastgesteld beleid zijn er sinds december 2002 vele toezeggingen, uitgangspunten en intenties geformuleerd. Reagerend op wat er sindsdien feitelijk is gebeurd alsmede op de strekking van de Tussenrapportage kom ik tot de volgende constateringen:
- de voorgestelde ingrepen (gedwongen sloop en het bouwen van grote aantallen woningen) vallen geheel buiten de oorspronkelijke opdracht,
- gedwongen sloop is in plaats van niet, zeer duidelijk wél aan de orde,
- als gevolg van de aanzienlijke verdichting en/of hoogbouw moet er gevreesd worden voor de ruimtelijke kwaliteit van het gebied (als er geen ruimte meer is, is er ook geen sprake meer van ruimtelijke kwaliteit, het ontbreken van het een sluit het andere immers uit),
- de inbreng van bewoners is niet herkenbaar in het gestelde in deze Tussenrapportage,
- aan veel van de huidige bewoners en eigenaars zal op grond van het gestelde in de Tussenrapportage aanzienlijke schade worden berokkend,
- de mate van compensatie volgens het garantieplan wordt in het midden gelaten,
- aan het uitgangspunt dat niemand slechter mag worden van verbeteringen van de Middenboulevard wordt niet voldaan,
- het hoofddoel dat er voor vernieuwingen in de Middenboulevard draagvlak zal zijn, is niet gerealiseerd,
- het streven om met eigenaren van panden en grond gezamenlijk tot uitwerkingen komen is niet gerealiseerd, de stuurgroep heeft naar eigen inzicht visies ontwikkeld en betrokken daarover geïnformeerd, van werkelijk overleggen was geen sprake, alle 4 modellen zijn met honderden protesten en bezwaren door eigenaars afgewezen,
- van een duidelijk onderscheid tussen gebiedsdelen qua functie (de polen versus de tussenliggende woongebieden) is –in weerwil van de uitgangspunten– zowel in de Tussenrapportage als in de 4 modellen, niet of onvoldoende sprake,
- van het inzetten van een traject waarbij aan ieders belangen recht wordt gedaan is geen sprake,
- de belofte van de wethouder ”gedwongen sloop is niet aan de orde” valt niet te rijmen met de opgave in de Achtergrond informatie i.c. 180 te slopen woningen. (Wellicht nog veel meer op termijn want dat is nog volstrekt onduidelijk.)
Conclusie:
Met al deze uitgangspunten, beloften en toezeggingen zoals opgesomd, is de Tussenrapportage in tegenspraak. Van u mag worden verwacht dat de raad het initiatief neemt om de oorspronkelijke beleidskaders en de gedane toezeggingen weer tot de kern van de benadering te maken.
Als de raad geen duidelijke afwijzing uitspreekt op alle punten waar de Tussenrapportage van de oorspronkelijke beleidskaders afwijkt, wordt u medeverantwoordelijk en heeft u in opvolgende stadia van besluitvorming geen vrijheid van handelen meer, u heeft zich dan reeds op de inhoud van de Tussenrapportage vastgelegd.
De raad ontkomt niet aan het geven van een waardeoordeel over de Tussenrapportage
Citaat uit de Tussenrapportage (pag. 18):
”Er is al veel uitgekristalliseerd en wat nog niet bekend of gekozen is, kan spoedig van een richting worden voorzien. Van groot belang is ook de toezegging aan de raad om een ontwerpbestemmings-plan te maken vóór de afloop van de termijn van het voorbereidingsbesluit. Nu een andere aanpak kiezen betekent dat deze termijn verloopt zonder resultaat. Het door het college te organiseren inspraaktraject over het Ruimtelijk Functioneel Plan (RFP) zal de plek moeten zijn om reacties te geven.”
Voorzitter, besluitvorming door de raad staat los van hetgeen uit de inspraakprocedure volgt. Daarom is besluitvorming over de inhoud van de Tussenrapportage vanavond, het eerste, cruciale en juiste moment dat de raad daarover een waardeoordeel uitspreekt en besluit met inachtneming van welke kaders het RFP moet worden opgesteld en met welke prioriteiten (bijvoorbeeld m.b.t. het Garantieplan) het traject tot aan de vaststelling moet worden vervolgd.
Garantieplan
Het garantieplan mag geen sluitstuk ten tijde van de a.s. besluitvorming over het RFP zijn.
Het college stelt de raad voor te bevestigen dat een garantieplan van een niveau dat recht doet aan de belangen van betrokkenen in en om het gebied als voorwaarde geldt voor de herstructurering van de Middenboulevard. Het college vindt dat er een verder uitgewerkt exemplaar beschikbaar moet zijn tegelijkertijd met het uitbrengen van het ontwerp Ruimtelijk Functioneel Plan (blz. 20).
De zekerheid dat het ”garantieplan” eigenaren in staat stelt om zich met gesloten beurs in de Middenboulevard te hervestigen hoort geen open vaag te blijven, noch een ”nader uitgewerkt stuk” dat –mogelijk niet eens in afgeronde vorm– ergens in de verdere toekomst ten tijde van de besluitvorming over het RFP aan de orde zal komen. Het garantieplan verdient de hoogste prioriteit want het vormt de sleutel tot het wegnemen van onzekerheid en tot het vormen van het vereiste draagvlak.
Naast het feit of in redelijkheid verwacht mag worden dat naar het oordeel van het bevoegde rechtsorgaan met het vervangen van woningen een hoger belang wordt gediend, dient ook uit oogpunt van behoorlijk bestuur, de financiële haalbaarheid van een garantieplan dat eigenaren in staat stelt om zich met gesloten beurs in de Middenboulevard te hervestigen een voorwaarde te zijn waarvan de raad een eventuele goedkeuring de vrijwillige verwerving van (vooralsnog 180) woningen in de Middenboulevard, afhankelijk stelt.
Want als het voor huidige eigenaren van te vervangen woningen niet haalbaar is dat zij zich met gesloten beurzen in de Middenboulevard kunnen hervestigen, zullen zij alleen al om financiële redenen niet kunnen instemmen met minnelijke verwerving van hun woningen t.b.v. nieuwbouw.
Voorzitter afsluitend kom ik op basis van het voorgaande tot de volgende conclusies
In afwijking van de berichtgeving op 17 december 2002 dat Vesteda ”niet alleen een ontwikkelaar is, maar ook beheerder van onroerend goed, die een groot belang heeft bij investeringen in kwaliteit en duurzaamheid”, is Vesteda een partner gebleken die vooral is gericht op winstmaximalisatie; en daarom liggen er nu plannen om het woningbestand in de Middenboulevard ruim te verdubbelen. Een doelstelling die in geen enkel beleidsvoornemen voorkomt.
De stuurgroep is niet in staat gebleken om tegenwicht te kunnen bieden aan deze dadendrang welke helemaal niet is gericht op het ontwikkelen van de toeristisch economische functies van de polen, wat het beleidskader is.
Als gevolg van alle niet nagekomen toezeggingen en gebroken beloften van de direct bestuurlijk verantwoordelijken, is de verwachting van de bewoners gevestigd op een kritische opstelling van de raad. Want van de stuurgroep en de boterzacht geformuleerde kritische opmerkingen van het college –zie de Tussenrapportage– hebben de eigenaars en bewoners in de Middenboulevard weinig te verwachten.
Voorzitter, conform art. 14 lid 6 van het Reglement van Orde van de gemeenteraad, luidende: ”De voorzitter of een lid van de raad doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger”, verzoek ik u of een raadslid een voorstel tot behandeling te doen.