STICHTING BEWONERSBELANGEN
MIDDENBOULEVARD
>>> ZANDVOORT <<<
BURGEMEESTER VAN FENEMAPLEIN 19/9, 2042TG ZANDVOORT - T 023-5730169
14 April 2005
Geachte raadsleden,
U bent hier vanavond bijeen om te discussiëren over een belangrijk besluit dat het college u ter besluitvorming in de raadsvergadering van 19 April a.s. heeft aangeboden: het Ruimtelijk Functioneel Plan en het daarvan deel uitmakend garantieplan.
Ik wil niet in herhaling vervallen over hetgeen reeds vele malen door zovelen over het RFP en het garantieplan is gezegd. Wat ik vanavond wil doen is uw aandacht te vragen voor de centrale vraag waarover het college wenst dat de raad een beslissing neemt. Een heel belangrijk aspect dat hierbij in het geding is maar dat tot nu toe onderbelicht is gebleven is de grond dat in ertfpacht is uitgegeven en de wijze waarop het college daarmee wenst en denkt te kunnen omgaan. Ik zal daarvoor acht minuten nodig hebben.
Wat is de centrale vraag die aan de orde is ter besluitvorming?
De centrale vraag is: gaat het om een beslissing die genomen moet worden om een volgens het college historische fout bij de stedenbouwkundige inrichting van de Middenboulevard tijdens de periode van de wederopbouw te “herstellen” waarvoor het nodig zal zijn om in een planperiode van zo’n 15 jaar zeer vele bestaande woongebouwen te slopen en te vervangen door andere woongebouwen en waar nog geen woongebouwen zijn nog veel meer woongebouwen te bouwen en aan dit geheel nog enkele gebouwen toe te voegen voor toeristisch/economische doeleinden
of:
gaat het om een beslissing om bij de polen, met inbegrip van het Watertorenplein, nieuwe toeristisch/economische functies te creëren waarbij het aanwezige woningbestand dat thans gemiddeld veertig jaar oud is, kan blijven betstaan tot aan het eind van zijn economische levensduur; daarvoor in aanmerking komende bestaande woningen “op welstand” kunnen worden gebracht en een beperkt aantal nieuwe woningen kunnen worden gebouwd.
Het college heeft in het voorliggende RFP voor het eerste scenario gekozen. Dat hierdoor zeer velen van de 1600 in het gebied wonende bewoners eigenaars “gedupeerd” zullen worden (N.B. deze terminologie is van het college zelf) die daarover honderden schriftelijke protesten hebben ingediend tijdens het participatieproces, deert het college niet. Het college standpunt is : de historische fout bij de stedenbouwkundige inrichting van de middenboulevard moet hersteld worden en ja, dat zal “pijnlijke beslissingen” (wederom: dit is terminologie van het college) voor de bewoners van het gebied met zich meebrengen. Het college verzoekt de raad desondanks deze beslissing te nemen. Om de raad over de streep te trekken galmt het in het RFP en het garantieplan van holle retoriek waarvan het doel is om een mistgordijn op te trekken over wat er uiteindelijk over een periode van 15 jaren zal kunnen gebeuren. Dat de betrokkenen in die periode grote financiële problemen kunnen en velen ook zullen ondervinden doordat hun woningen praktisch onverkoopbaar zijn geworden is voor het college geen reden voor zorg. Door betokkenen gedane suggesties om hierin te voorzien door een gemeentelijke aankoopgarantie en een”gesloten beurzen regeling” voor degenen die zich in het Middenboulevardgebied zouden willen hervestigen, werden genegeerd.
Het enige waar het college toe bereid was en is, zijn “toezeggingen” die als geruststellingen zijn bedoeld voor de forse kritiek, ook vanuit een aantal raadsfracties, op het college. Wat deze toezeggingen in de praktijk waard zijn, laat zich afleiden uit wat er in het RFP staat over sloop ondanks de toezegging van de projectwethouder in de raadsvergadering van 4 Februari 2003 dat grootschalige sloop zonder instemming van een grote meerderheid van de betrokkenen niet aan de orde zou kunnen zijn. Waar het nu om gaat is dat de inhoud van het voorliggende RFP en garantieplan gewijzigd zal moeten worden als het college werkelijk een andere weg wil inslaan zoals nu ook door een deel van de politiek wordt gewenst.
De erfpachtsituatie
De verklaring voor de motieven en de handelwijze van het colleg liggen in de zojuist door mij genoemde erfpachtsituatie. In het gebied Fenemaplein/Palaceplein bevinden zich drie grote complexen waarvan de erfpachttermijnen aflopen na 10 jaar (d.w.z. het Fenemapleinflatgebouw met 112 appartementsrechten), na 12 tot 14 jaar (d.w.z. het Palacepleingebied met 125 appartementsrechten, gedeeltelijk als hotelappartementen in gebruik) en na 15 jaar ( d.w.z. de parkeergarage.met 300 garages). Verder bevinden zich daar twee andere flatgebouwen op eigen grond.
Volgens de erfpachtbepalingen vervalt na afloop van de erfpachttermijn de grond aan de gemeente zonder dat de gemeente een vergoeding voor de zich daarop bevindende opstallen hoeft te betalen.
Als de gemeente voor het verstrijken van de erpachttermijn over de grond wil beschikken kan dit alleen als de gemeente daarvoor een beroep kan doen op het algemeen belang. De gemeente is dan wel verplicht een vergoeding te betalen voor de zich daarop bevindende opstallen.
In het garantieplan staat dat het college de eigenaren van de opstallen zal aanbieden de erfpachtrechten af te kopen maar daarbij rekening zal houden met de marktwaarde van het contract dat wordt bepaald door de resterende beperkte looptijd en indien dat niet succesvol is dat zij zal proberen het erfpachtrecht te beëindigen d.m.v. een onteigeningsprocedure. Allereerst wil ik u er op wijzen dat het dus kennelijk de bedoeling is van het college om tot sloop en herbouw van de bestaande opstallen over te gaan want het is zinloos om tot een dergelijke actie over te willen gaan als de bestaande opstallen tot aan het einde van hun economische levensduur zouden kunnen blijven bestaan. Voorts wijs ik u er op dat dit voornemen van het college aansluit bij de de door het college gemaakte keuze vooor scenario 1: bijna totale kaalslag van het Middenboulevardgebied en intensieve nieuwe woningbouw in de planperiode van 15 tot 20 jaar.
De juridische situatie
Onze in het erfpachtrecht gespecialiseerde advocaten hebben ons het volgende medegedeeld.
Vanaf 1 Januari 1992 is de erfpachtwet veranderd waardoor uitgifte van grond in erfpacht met dermate voor erfpachters nadelige clausules niet meer mogelijk is. De wetgever heeft in het overgangsrecht de mogelijkheid laten bestaan voor het aflopen van de termijnen van de op genoemde datum nog van kracht zijnde erfpachtcontracten. Tegelijkertijd werd echter om rechtsongelijkheid te voorkomen nieuwe wetgeving ingevoerd. Sinds 1992 biedt de wet de mogelijkheid om “onredelijke bezwarende bedingingen” in de algemene voorwaarden van de erfpachtcontracten door de rechter te laten vernietigen.
Wat er in het garantieplan staat over het afkopen of onteigenen over de nog lopende erfpachttermijnen wijst er volgens onze advocaten op dat de gemeente bij verwerving voor het einde van de erfpachttermijn wil proberen de opstallen voor een zo gering mogelijke prijs te verwerven.
Het college heeft met Vesteda die volgens het GBZ mag “meebeslissen” omdat zij meebetalen aan de plannenmakerij, zijn afwegingen gemaakt In het contract staat dat beide partijen een beslissing moeten nemen over het Ruimtelijk Functioneel Plan en dat als deze beslissingen genomen zijn beide partijen met elkaar zullen overleggen of en zo ja , hoe verdere samenwerking mogelijk zal zijn. De directie van Vesteda heeft reeds laten weten het voorliggende RFP te accepteren. Dit is begrijpelijk want in potentie biedt dit RFP aan Vesteda de mogelijkheid vele honderden nieuwe woningen te bouwen. Het college heeft eenzijdig beslist dat de 1600 bewoners van de Middenboulevard de “dupe” mogen worden van deze door haar als “onvermijdelijk” geproclameerde totale metamorfose van de Middenboulevard in een dichtbebouwd woongebied met enkele toeristisch/economische functies als daarvoor interesse zou kunnen worden verkregen. Tot op heden is dit laatste echter nog niet vastgesteld. Het college wil dat de raad, evenals de directie van Vesteda, zijn goedkeuring geeft aan het voorliggende RFP.
De raad is nu aan zet Wij spreken ons vertrouwen uit dat een meerderheid van de raad zich niet zal laten leiden bij haar besluitvorming door de uitsluitend commerciële overwegingen van Vesteda en het college die zich volledig hebben gevonden in wat zij daarvoor als noodzakelijk aangeven, namelijk dat daarvoor zeer vele van de 1600 in het gebied wonende bewoners/eigenaars, alle holle retoriek ten spijt, zullen moeten worden gedupeerd en gepoogd zal moeten worden hen uit hun huizen te verdrijven.
N.H. Serry
Voorzitter