Stichting Bewonersbelangen Middenboulevard
BURGEMEESTER VAN FENEMAPLEIN 19/9, 2042 TG ZANDVOORT
Aan: de leden van de gemeenteraad van Zandvoort
C.c. : de leden van het College van B. en W.
Geachte raadsleden,
Met ongeloof en verbazing heeft het bestuur van de Stichting kennis genomen van het document "Middenboulevard tussenrapportage juni 2004" dat was aangekondigd als een rapport over de tot nu toe ontwikkelde plannen die het voor de raad (en andere geïnteresseerde partijen) mogelijk zou maken zich een oordeel te vormen of deze plannen in overeenstemming zijn met de eerder door de raad gestelde kaders en uitgangspunten. In plaats daarvan kan men in het document lezen dat er na anderhalf jaar plannen maken, overleggen, tussentijds "rapporteren", inschakeling van deskundigen zoals Ecorys Kolpron er nog geen enkel min of meer uitgewerkt plan is ter tussentijdse toetsing door de raad. De raad wilde dit toetsen aan de hand van informatie over de tot nu toe bereikte resultaten. Deze toetsing heeft het college echter zelf gemaakt met de conclusie dat de aanpak voldoet aan de eerder gestelde kaders. Aan de raad wordt gevraagd te besluiten om het proces met Vesteda te vervolgen zoals "bedoeld".
Zoals uit het document blijkt, zijn de conclusies bereikt door de genoemde beleidsdocumenten te duiden in het kader van nieuwe inzichten en deze vervolgens te herinterpreteren in de context van hetgeen door de stuurgroep/Vesteda wordt gewenst. Wat de plannen in concreto inhouden wordt niet medegedeeld Maar wat deze plannen voor eigenaars zullen inhouden staat op pagina 13:
Er valt te constateren dat er een breed protest is tegen ingrepen die de eigen woning en het woongenot betreffen Dit is volledig te begrijpen en met geen enkele regeling te compenseren. Dat de betrokkenen alles aangrijpen om dit "onheil" te keren is logisch. Toch moet daarvan in deze fase gezegd worden dat er met het aannemen van de structuurschets en de nota van uitgangspunten en met het accorderen van het maken van het ruimtelijk functioneel plan even zovele beleidskaders zijn vastgesteld die de weg naar vernieuwing van groen licht hebben voorzien. Oftewel: er kan geen sprake meer van zijn dat er niet ingegrepen wordt in de Middenbou/evard want deze opdracht heeft de raad het college gegeven; het college heeft zich op zijn beurt verplicht jegens Vesteda.
Volgens deze redenering is de raad er mee accoord gegaan of "moet" de raad er mee. accoord gaan dat de kosten van de ingrepen die de eigen woning en het woongenot betreffen wegens de met Vesteda aangegane verplichtingen met geen enkele regeling volledig zijn te compenseren. De getroffen eigenaars worden kennelijk verondersteld het lot dat hun treft, het "onheil" zoals- de opsteller van het document dat noemt; uiteindelijk gelaten te ondergaan. Het is echter een utopie hiervan uit te gaan; zoals de stichting de raad meermalen heeft doen weten (de laatste maal in onze brief van 19 Mei 2004) biedt grootschalige door onteigening af te dwingen sloop geen toekomstvol perspectief omdat betrokkenen daarmee geen genoegen kunnen en zullen nemen en dit tot zeer langdurige juridische procedures zal leiden waarbij de juridische onderbouwinng van een op (mogelijke) onteigening gebaseerd bestemmingsplan aan de orde zal komen.
Het is ons opgevallen dat het College zelf geen verantwoordelijkheid neemt voor hetgeen zij in het aangereikte "besluit" aan de raad voorstelt de verantwoordelijkheid voor te nemen. Op pagina 17 staat namelijk:
Aangezien het college de realisatie van een ruimtelijk functioneel plan in handen heeft gelegd van een gemengde Stuurgroep gemeente/Vesteda en deze Stuurgroep heeft aangegeven dat dit product nog niet af is , is het college terughoudend met het geven van inhoudelijke oordelen en het doen van uitspraken. Desalniettemin ziet het college een aantal punten waarop een antwoord moet gegeven worden en zijn er zaken die zij de stuurgroep in ieder geval wil meegeven, zie hiervoor par. 7/4.
Par. 7/4 begint op pagina 22 en eindigt met de zinsnede op pagina 28
de tot standkoming van het RFP door de stuurgroep af te wachten met inachtneming van de door het college gemaakte opmerkingen, voorwaarden en richtingen.
De opmerkingen etc. zijn te vinden op pagina's 22 t/m 28. Het college minus de projectwethouder is op deze pagina aan het woord want de opmerkingen etc. zijn aan de stuurgroep gericht waarvan de projectwethouder de voorzitter is. De opmerkingen etc. zijn ( zie het hierboven geciteerde) boterzacht geformuleerd:
- wij gaan er vanuit dat de stuurgroep deze opvatting deelt----
- wij staan in beginsel terughoudendheid voor----
- reden waarom wij geen harde beperkingen opleggen---
- wij neigen naar het laatste---
Conclusie: het College geeft "carte blanche" aan de projectwethouder en Vesteda zonder verantwoordelijkheid te nemen voor het beoogde eindresultaat. Integendeel: gepoogd wordt deze;
verantwoordelijkheid bij de raad te leggen met het door de raad aan te nemen besluit Als de raad dit besluit zou nemen is het de raad die een carte blanche opdracht aan de stuurgroep geeft. Het wordt dan wel heel moeilijk voor de raad, zo niet onmogelijk, om bij de presentatie van het RFP nog veel te veranderen, gezien de "verplichtingen" aan Vesteda. Hoe het verder zal gaan , staat op pagina 5:
Er is nu nog geen RFP te presenteren maar er zijn al wel veel bouwstenen aanwezig. ...Kort na de zomer zal een concept beschikbaar kunnen zijn. Er moet wel bedacht worden dat ook dan niet alles al uitgekristalliseerd kan zijn -voor een omvangrijk project als dit is dat onmogelijk Derhalve zal bij een ieder duidelijk moeten zijn dat ook dat stuk beoordeeld moet worden zonder dat alle vragen beantwoord zijn.
Conclusie: Het moment dat de raad uitzicht heeft op de consequenties van waarover zij gevraagd wordt een besluit te nemen wordt steeds verder naar de toekomst geschoven. Het is zelfs de vraag of dit duidelijk zal (kunnen) zijn voor de raad op het moment dat een besluit moet worden genomen over het ontwerp bestemmingsplan.
Indien de raad besluiten zou (willen) nemen zonder dat de belangrijkste consequenties van deze besluiten voor de raad bekend zijn, dan is dat uiteraard een verantwoordelijkheid van de raad zelve. Maar de Stichting heeft ook een verantwoordelijkheid die in haar statuten is neergelegd. Deze verantwoordelijkheid is om zorg te dragen voor eerbiediging van de rechten van eigenaren van onroerend goed indien deze rechten in het geding (kunnen) komen bij de ruimtelijk functionele plannen van de gemeente Zandvoort. De Stichting zal zich met alle daartoe aanwezige wettelijke middelen hiervoor inzetten.
Opwaardering van de badplaats Zandvoort of een zeer grootschalig luxe woningbouwproject waarvoor de huidige voor het grootste deel niet kapitaalkrachtige eigenaars zonder volledige schadeloosstelling uit hun woningen moeten kunnen worden verdreven?
Uit de formulering op pagina 24 onder 7.4.3 is afte leiden dat het in de eerste plaats om het tweede deel van de bovengestelde vraag gaat. Hier staat namelijk:
Voor economische functies is er sprake van een kritische massa willen ze "werken". ... Bij woningen is dit anders. ...Dit verschil betekent dat er voor de toeristisch-economische functies veel scherper op de kwantitatieve mogelijkheden en de onderlinge ligging gelet moet worden dan bij woningen. Conclusie: hetgeen als hoofdzaak werd en nog steeds wordt gepresenteerd is bijzaak geworden; met de introductie van Vesteda is het, zo mogelijk, bouwen van 700 nieuwe woningen op de Middenboulevard hoofdzaak geworden waarmee Vesteda het "contract van de eeuw"zou binnenhalen: 700 dure luxe flatwoningen aan zee in de randstad Holland!
In deze context moet de voortdurende weigering gezien worden van de stuurgroep om een andere benaderingswijze te onderzoeken voor de omgeving van het Fenemaplein dat past in de opwaardering van de badplaats Zandvoort. Het inmiddels op 19 Mei j.l. door de Stichting bij de gemeente ingediende voorstel hierover van de stedenbouwkundige Ruigrok blijft in de voorliggende rapportage onbesproken.
Financiering van de plannen van de gemeente/Vesteda.
In de tussenrapportage staat hierover niets concreets. Zoals in het voorgaande is aangegeven lijkt de financiering grotendeels te berusten op de verwachting dat eigenaars niet volledig schadeloos gesteld behoeven te worden. In concrete bewoordingen betekent dit dat er van wordt uitgegaan dat een woning die tot voor kort E250 000 waard was over 5 jaar of langer door de bestaande neerwaartse druk op het prijsniveau door de bestaande en voortdurende onzekerheid (in het voorgaande is reeds geconstateerd dat deze onzekerheid nog heel lang zal kunnen duren) voor El50 000 kan worden verworven. Tegelijkertijd wordt er van uitgegaan dat een eigenaar die in het gebied wil blijven wonen de normale aanbiedingsprijs (of huurprijs) zal moeten betalen. Dat zal minstens E450 000 zijn. Terecht is er hier sprake van "onheil" voor de huidige eigenaars!
Wat subsidies betreft, uit de contacten van de Stichting met Rijksinstanties en de Provincie is gebleken dat er bij de Provincie subsidie mogelijkheden bestaan voor projecten als van de . stedenbouwkundige Ruigrok. Van bestaande sudsidie mogelijkheden voor een luxe woningbouwproject is ons echter niets gebleken. De projectwethouder spreekt daar wel over maar heeft tot nu niets concreets gemeld.
Drie centrale vragen zijn, na anderhalf jaar participeren met de projectgroep, nog steeds onbeantwoord.
1 Is het de bedoeling dat alle grote flatgebouwen in het middenboulevardgebied kunnen blijven bestaan tot het einde van hun economische leven en zo niet, welke gebouwen wil de gemeente op een termijn van 5 tot 10 jaar slopen en vervangen?
2 Zullen de betrokken eigenaars dan volledig door de gemeente schadeloos worden gesteld voor de hieraan voor hen verbonden financiële schade?
3 Is de gemeente bereid een andere benadering te onderzoeken voor de invulling van het Fenemaplein en omgeving?
Het valt niet te verdedigen het antwoord op deze essentiële vragen waar zorgvuldige besluitvorming op dient te zijn gebaseerd eindeloos naar de toekomst te verschuiven maar wel besluitvorming te verlangen van een raad die daarover nog in het duister tast. Dit is niet te rijmen met zorgvuldig bestuur. In tegenstelling tot het college dat zijn verantwoordelijkheid nog steeds afschuift op de stuurgroep en met het tussenbericht probeert de verantwoordelijkheid voor de binding die zij zijn aangegaan met Vesteda bij de raad te leggen, kan de raad zijn verantwoordelijkheid nemen door op korte termijn opheldering te eisen en/of kaders te stellen voor de verdere gang van zaken.
Hiermee zou de raad een positief signaal afgeven aan de Zandvoortse samenleving waarin veel onvrede leeft over de wijze waarmee met voor burgers essentiële belangen wordt omgegaan. De raad zou dan op positieve wijze in plaats van op de telkens terugkerende negatieve wijze in de publiciteit komen.
Tijdens het spreekrecht op de raadsvergadering van 17 Juni zullen de hogergenoemde vragen aan de orde worden gesteld.
Met vriendelijke groet,
N.H. Serry | | | | | B. Bouberg Wilson |